Massa, Volume en Dichtheid
Massa meet je in gram (g) of kilogram (kg) met een weegschaal. Let op: massa is niet hetzelfde als gewicht! De massa van een voorwerp blijft altijd hetzelfde, waar je ook bent.
Volume bepaal je op verschillende manieren. Voor vloeistoffen gebruik je een maatcilinder. Voor rechthoekige voorwerpen reken je lengte × breedte × hoogte V=l×b×h. Bij onregelmatige voorwerpen gebruik je de onderdompelmethode: het verschil tussen eind- en beginstand geeft het volume.
Dichtheid is de massa van 1 cm³ van een stof. De formule is ρ = m/V (massa gedeeld door volume). Water heeft een dichtheid van 1,0 g/cm³. Voorwerpen met een lagere dichtheid drijven, met een hogere dichtheid zinken, en met precies 1,0 g/cm³ zweven ze.
Handig om te weten: 1 liter = 1 dm³ = 1000 cm³. Deze omrekening kom je vaak tegen bij opgaven!
Stoffen en Mengsels
Zuivere stoffen bestaan uit één soort moleculen, zoals puur water of suiker. Mengsels bevatten meerdere stoffen met verschillende moleculen. Moleculen zijn heel kleine deeltjes die je alleen met speciale microscopen kunt zien.
Er zijn twee hoofdtypen mengsels. Een oplossing is helder, zoals suiker in water - de opgeloste stof verdwijnt volledig in het oplosmiddel. Een suspensie is troebel omdat er fijn poeder in de vloeistof zweeft, zoals modder in water.
Mengsels scheiden doe je op verschillende manieren. Filteren haalt vaste deeltjes uit vloeistoffen - het residu blijft achter, het filtraat gaat erdoor. Extraheren trekt bepaalde stoffen eruit, zoals bij koffie zetten waar heet water de smaakstoffen uit de bonen trekt.
Veiligheid eerst: Leer de gevarensymbolen herkennen - giftig, explosief, corrosief en brandgevaarlijk. Deze waarschuwen voor gevaren!